Het is volop vakantietijd. Voor een deel van Nederland is de zomervakantie pas net begonnen. Misschien ben je één van de vele gelukkigen die nog een reisje in het vooruitzicht heeft; lucky you! Maar je wilt natuurlijk niet dat die lange reis geteisterd wordt door kinderen die elkaar bij het verlaten van je woonplaats al in de haren zitten. Na exact 15 minuten in de auto van een reis die 11 uur mocht gaan duren hoorde ik al vanaf de achterbank: “Mamaaaa, zijn we er al?” Hemeltje lief, waar zijn we zonder de tablet??? Nadat het schermpje van de dvd-speler aan mijn dochters kant het had begeven en de batterij van de tablets op waren kwam het erop aan. Oog om oog, tand om tand. Tijd voor mijn SOS-noodplan: bezigheidsspelletjes voor onderweg!
TIP: Kadootjesfeestje
Reken uit hoeveel uur de reis gaat duren. Koop voor elk kind een klein kadootje wat je ze elk uur dat verstreken is kunt geven. Denk aan raamstickers, een stickerboekje, een vakantie-doe-boek, handspelletje of een puzzelboekje. Iets kleins en goedkoops (Action). Doe er een leuk kadopapiertje omheen en de reis kan al niet meer stuk!
1. Eindeloos verhaal
- Iemand begint een verhaal door een zin te verzinnen. Het beste is als dit een zin is waarop makkelijk een andere zin kan volgen. Voorbeeld; ‘Dagenlang had de koning niets anders gedaan dan droevig uit het raam staren’…
- Een ander vervolgt met een zin die op enige wijze aansluit op de eerste. Voorbeeld: … Hij had zijn zoon niet meer gezien sinds hij 100 dagen geleden op zoek ging naar de draak’…
- Het verhaal gaat verder doordat iedereen om de beurt een zin toevoegt. Het is afgelopen als iedereen het daarmee eens is of als het verhaal vastloopt. Hilarisch wordt het verhaal natuurlijk als de zinnen niet meer goed op elkaar aansluiten. En dat gebeurt onherroepelijk een keer 😉
2. Van staart tot kop
- Iemand zegt een woord, bijvoorbeeld patat, welk woord hij maar kan bedenken.
- Een ander moet nu een woord noemen dat begint met de laatste letter van het vorige woord. In dit voorbeeld kan dat bijvoorbeeld ‘tafel’ of ‘tellen’ zijn.
- Ieder noemt nu om de beurt een woord dat begint met de laatste letter van het vorige woord. Dit kun je spelen totdat je het zat bent 🙂
3. Snelvuur van 10
- Iemand noemt een categorie dingen, zoals landen, beroemde mensen, voertuigen, dieren of voedsel.
- De ander moet binnen 1 minuut tien dingen uit de genoemde categorie opnoemen. Als dat lukt krijgt diegene een punt.
- Noem om de beurt een categorie. De eerste met 5 punten is de winnaar.
TIP: Sommige categorieën zijn makkelijk, zoals dieren, omdat daar er veel van zijn. Wil je het moeilijker maken kies dan een categorie als ‘watersport’ of ‘eilanden’, daar zijn er minder van.
4. Raad een lied
- Iemand neemt een lied in gedachten, dat de anderen moeten raden.
- Diegene neuriet de eerste regel, waarna iedereen één kans krijgt om het te raden. Als iemand het goed heeft, mag die een liedje in gedachten nemen.
- Als niemand het goed heeft, moet de eerste en tweede regel geneuried worden. Dan raad iedereen opnieuw.
- Elke keer wordt er een regel meer geneuried, totdat iemand het goed raadt.
- Als na een heel couplet nog niemand het geraden heeft, geeft degene die neuriet de oplossing. Hij of zij mag dan een nieuw liedje in gedachten nemen.
5. ABC speurjacht
- Iedereen die meespeelt moet iets ontdekken dat begint met de letter ‘a’. De eerste die dat doet krijgt een punt.
- Vervolgens moet iedereen iets ontdekken dat begint met de ‘b’. En zo werk je het hele alfabet af. Elke keer krijgt de eerste persoon die iets bedenkt een punt.
- Aan het einde van het alfabet is degene met de meeste punten de winnaar.
6. Ik zie, ik zie….
- Iemand zoekt een voorwerp dat iedereen kan zien, maar zegt niet wat het is. Probeer iets te vinden wat iedereen voor de komende aantal minuten kan zien.
- Dan zegt diegene; “ik zie, ik zie, wat jij niet zie dat begint met de letter … ” (of de kleur), gevolgd met de eerste letter of de kleur van het voorwerp.
- Alle anderen raden om de beurt de dingen die ze zien met dezelfde eerste letter of kleur. Degene die het goed raad mag het volgende voorwerp uitkiezen.
7. Vliegtuig, vleugel…
- Iemand kiest als eerste een woord en zegt dit hardop. Bijvoorbeeld ‘vliegtuig’.
- Iemand anders zegt een woord dat hij in verband brengt met dat eerste woord. In dit voorbeeld kan het woord ‘vliegtuig’ hem doen denken aan ‘vleugel’.
- Weer een ander zegt een woord dat hij in verband brengt met het laatst genoemde woord. Na ‘vleugel’ zou de volgende ‘vogel’ kunnen zijn, of bij. Daar kun je weer een woord bij bedenken als ‘honing’ of ‘zoemen’ of ‘bloem’.
- Iedereen zegt nu om de beurt een woord. Als iemand te lang aarzelt of een woord herhaalt dat al gezegd is, begint het spel opnieuw met een ander woord.
8. Hongerig alfabet (variatie op; ik ga op reis en neem mee…)
- Iemand zegt; ‘Ik heb zo’n honger, ik zou wel een appel lusten’. (Of ander voedsel wat begint met een a)
- Een ander zegt; ‘Ik heb zo’n honger, ik zou wel een appel en een banaan lusten’.
- De volgende zegt; ‘Ik heb zo’n honger, ik zou wel een appel, banaan en cake lusten’.
- Iedereen voegt dan om beurt iets eetbaars toe, dat begint met de volgende letter van het alfabet.
- Het spel eindigt als iemand iets van de lijst vergeet op te noemen, of met de volgende beginletter geen voedsel weet.
TIP: Er is geen voedsel wat met een letter Q of X begint. Aan het begin van het spel kun je afspreken welke letters overgeslagen mogen worden.
9. 30 seconden propjes
Hiervoor heb je een aantal papiertjes en een pen/potlood/stift nodig.
- Iedere speler schrijft een onderwerp om over te praten (bijv. ‘eten’ of ‘fiets’) op een papiertje en maakt er een propje van.
- De propjes worden door elkaar gehusseld, waarna iemand er een pakt. Diegene moet dan 30 seconden lang praten over het onderwerp wat op zijn papiertje staat, maar zonder lange pauzes, herhalingen of het zeggen van ehm.
- Als iemand denkt dat de spreker gepauzeerd heeft, zich heeft herhaald of ehm heeft gezegd, kan die hem uitdagen. De uitdager moet dan de resterende tijd over het onderwerp volpraten.
- De winnaar is degene die aan het eind van de 30 seconden aan het spreken is.
- Op de beurt pakt iedereen een propje tot ze allemaal op zijn.
10. Zeg geen ‘ja’
- De een stelt de ander een vraag waarop ‘ja’ het voor de hand liggende antwoord is. Bijvoorbeeld de vraag: ‘Is je haar bruin’?
- De ander beantwoordt de vraag zonder ergens in dat antwoord ‘ja’ te gebruiken. In dit voorbeeld zou hij kunnen zeggen: ‘Nou, het is donkerbruin, misschien wel bijna zwart’.
- Zo gaat het spel door, waarbij de een vragen blijft stellen aan de ander, die ze vervolgens beantwoord. Als hij een fout maakt en ‘ja’ zegt, moet hij op zijn beurt de vragen stellen.
TIP: Je kunt het spel wat moeilijker maken door geen ‘ja’, geen ‘nee’ en geen ‘ehm’ te mogen zeggen.
Geef een reactie